BTW Dirigenten: 6% of 21%?

Home » Blog » BTW » BTW Dirigenten: 6% of 21%?

Geplaatst door lamersrozendal in BTW op 04 maart 2016

Moeten dirigenten nu 6% of 21% BTW in rekening brengen aan hun koor/orkest?

  

De vraag of dirigenten 6% of 21% BTW aan hun koor/orkest in rekening moeten brengen komt regelmatig aan de orde en onlangs was er nog een discussie op Facebook (Dirigentenplatform). De meningen bleken nogal uiteen te lopen, zelfs die van de boekhouders c.q. accountants van de betrokken dirigenten. Reden dus om er een blog aan te wijden en om aan de discussie (hopelijk) een eind te maken.

De regeling is op zich duidelijk, maar wordt nogal eens onjuist gelezen en onjuist toegepast.

Vast staat dat het verlaagde BTW tarief van 6% mag worden toegepast op alle uitvoeringen en/of optredens die door het publiek kunnen worden aanschouwd of beluisterd. Verder mag het verlaagde BTW tarief ook worden toegepast op de voor die optredens noodzakelijke (generale) repetities.

 

Welke repetities noodzakelijk zijn voor een optreden kan dus nog wel eens stof voor discussie opleveren. De hoofdlijnen zijn echter heel duidelijk. Als je een koor dirigeert, bijvoorbeeld een kerkkoor, dat regelmatig optreedt (bv. 1 keer per 2 weken), dan is het snel duidelijk dat de repetities noodzakelijk zijn voor de uitvoeringen. Bij een koor dat slechts één maal per jaar optreedt ligt het natuurlijk wel even anders. Afhankelijk van de moeilijkheid van het repertoire en het concertprogramma moet beoordeeld worden hoeveel repetities er direct nodig zijn voor het optreden. Die repetities kun je factureren met 6% BTW. De andere repetities worden gezien als “vrijetijdsvermaak” en moeten worden gefactureerd met 21% BTW.

Dus: bij een koor dat eenmaal per jaar een paar liedjes zingt op een Kerstmarkt is het moeilijk te “verkopen” dat er meer dan 2 of 3 repetities noodzakelijk zijn voor het optreden. Bij een koor dat een zeer moeilijk repertoire brengt en een uitgebreid concertprogramma heeft, kunnen zelfs alle repetities worden beoordeeld als zijnde noodzakelijk voor de uitvoering(en).

Het maakt niet uit of de optredens/uitvoeringen gratis zijn of dat er toegangskaarten verkocht worden, als ze maar vrij (voor iedereen) toegankelijk zijn.

Het bovenstaande geldt overigens niet alleen voor dirigenten, maar ook voor bijvoorbeeld (cor)repetitors en andere betaalde leden van het koor/orkest. Uiteraard geldt dit niet voor diegenen die in (fictieve) loondienst zijn van het orkest/koor. Die factureren immers niet aan het koor/orkest.

Uitvoerende musici worden dus gelijk behandeld als dirigenten.

 

Voor de “liefhebbers” volgen hieronder de verwijzingen (links) naar de belangrijkste documenten en een korte samenvatting:

 

Er zijn drie belangrijke documenten waaruit je de regeling kunt opmaken:

  • de uitspraak van de Rechtbank Haarlem d.d. 5 oktober 2011:

http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBHAA:2011:BU9996

Hieruit is het volgende geciteerde van het grootste belang:

 

“4.6. Tussen partijen is niet in geschil dat de onder 2.5 en 2.6 genoemde koren wekelijks repeteren en twee keer per maand een optreden verzorgen. De rechtbank acht, gelet op de frequentie van de optredens en de toelichting van eiseres, aannemelijk dat de repetities nodig zijn om de stukken voor het aanstaande optreden in te studeren. Dit betekent dat deze repetities nauw samenhangen met en noodzakelijk zijn voor de optredens. Onder die omstandigheden kunnen de repetities niet worden aangemerkt als ‘vrijetijdsvermaak’. Het onder 2.4 genoemde koor repeteert wekelijks en verzorgt twee à drie optredens per jaar. Hoewel deze verhouding op het eerste oog minder aanleiding geeft om een nauwe samenhang met en noodzakelijkheid voor de optredens te veronderstellen, is de rechtbank gelet op omvang van de in te studeren werken en de toelichting van eiseres van oordeel dat de repetities wel aan dit criterium voldoen. De bedoelde optredens duren langer en het niveau is dusdanig dat een langere voorbereidingstijd nodig en ook gangbaar is. Nu verweerder geen feiten of omstandigheden heeft gesteld die tot een andere conclusie leiden, komt de rechtbank tot het oordeel dat de bedoelde nauwe samenhang en noodzakelijkheid er ook voor de onder 2.4 bedoelde repetities zijn.

Gelet op het vorenstaande vormen de optredens en de daarbij behorende repetities één economische prestatie die niet kunstmatig uit elkaar mag worden gehaald.

Verweerder heeft derhalve ten onrechte op de repetities het tarief van 19% toegepast in plaats van 6%. Gelet op het vorenstaande moeten de naheffingsaanslagen met de onder 2.8 genoemde bedragen worden verminderd.”

 

  • De antwoorden van de staatssecretaris op vragen van twee Kamerleden (mede naar aanleiding van bovengenoemde uitspraak):

 

https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2014/09/11/beantwoording-kamervragen-over-het-btw-tarief-voor-dirigenten

 

Hieruit is duidelijk op te maken dat de staatssecretaris aansluit bij bovenstaande uitspraak van de Rechtbank te Haarlem en daarin tevens aangeeft dat hij dit standpunt zal opnemen in een nieuw besluit.

 

  • Het (hierboven aangekondigde) gepubliceerde beleid van de belastingdienst:

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2014-26112.html

en daaruit specifiek post b 14 en b 17:

  • post b 14, onderdeel d (muziekuitvoeringen en toneeluitvoeringen): vanaf 1 juli 2012 is het verlaagde btw-tarief op deze prestaties van toepassing;
  • post b 17 (optreden door uitvoerende kunstenaars): vanaf 1 juli 2012 is het verlaagde btw-tarief op deze prestaties van toepassing; de dienst van een dirigent bestaande in het leiden van repetities die samenhangen met optredens, valt onder de post;