Geplaatst door lamersrozendal in Nieuws op 12 juni 2017
De handhaving van de regelgeving in het kader van de Wet DBA (in werking sinds 1 mei 2016) is opnieuw opgeschort. Was de handhaving eerder al opgeschort tot 1 januari 2018, thans is de handhaving verder opgeschort tot “in ieder geval” 1 juli 2018 (uiteraard: behoudens voor kwaadwillenden).
Een interdepartementale ambtelijke werkgroep heeft onderzocht hoe aan de belangrijkste criteria “gezagsverhouding” en “vrije vervanging” een concretere of betere kan worden gegeven, zodat deze criteria beter aansluiten bij het maatschappelijke beeld van een arbeidsrelatie.
Wie hierin geïnteresseerd is kan het lijvige rapport (116 pagina’s) van de werkgroep openen/lezen via onderstaande link:
Het huidige (demissionaire) kabinet heeft (uiteraard) het vervolg op dit rapport overgelaten aan de keuzes die het nieuwe kabinet maakt.
Het grootste probleem zit in de wijze van benadering van het begrip dienstbetrekking. Vrijwel alle beleidsvarianten richten zich op de sociaalrechtelijke en fiscaalrechtelijke toetsing en invulling van het begrip dienstbetrekking en niet primair op de definitie in het Burgerlijk Wetboek.
Het Gerechtshof in Amsterdam heeft in dat kader onlangs nog een uitspraak gedaan over de vraag “of een gemaakte overeenkomst van opdracht later kan worden aangemerkt als een arbeidsovereenkomst”. Dit is immers wat de overheid voor ogen staat met de Wet DBA. Is de overeenkomst (van opdracht) niet goedgekeurd, dan kan de Belastingdienst deze aan de kant schuiven en bepalen dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst.
De uitspraak van het gerechtshof is duidelijk. Een overeenkomst van opdracht kan in de loop van de tijd niet ongemerkt (niet zonder nadere afspraken daarover) veranderen in een arbeidsovereenkomst. Volgens het Hof moet je niet alleen kijken naar de drie wettelijke eisen van een dienstbetrekking (persoonlijke arbeid, loon en gezag), maar “dat alle civiele en fiscale feiten en omstandigheden in hun onderlinge verband belangrijk zijn voor de beoordeling van de samenwerking tussen twee partijen. Doorslaggevend is wat de bedoelingen van beide partijen bij het aangaan van hun overeenkomst/start van de samenwerking zijn en hoe zij hieraan uitvoering hebben gegeven”.
Dit maakt handhaving van de regelgeving in het kader van de Wet DBA zowel voor het huidige als voor het nieuwe kabinet wel zeer ingewikkeld, zo niet onmogelijk! Dus of het van uitstel van handhaving tot afstel (lees: afschaffing van de Wet DBA) komt….??? Wie het weet mag het zeggen, maar de voortekenen wijzen mijns inziens wel die kant op.
Uiteraard moeten de “kwaadwillenden” hier niet van kunnen profiteren. Die moeten gewoon keihard aangepakt worden en daar is de Wet DBA niet eens voor nodig!
Vragen?
Heb je vragen of opmerkingen over het bovenstaande artikel? We staan voor je klaar om je vragen te beantwoorden. Neem gerust contact met ons op of laat hieronder een reactie achter. We zullen zo snel mogelijk antwoorden.
Wim Rikkert, Register Belastingadviseur, werkzaam bij LamersRozendalBV